Wolluk mijn stad, van schoén en van leer
vroeger was ’t wat, en vandaag is ’t wè meer
veel is verdwenen, er komt ook veel bij
en daarom blijft Wolluk hét plekske voor mij
Wolluk mijn stad, mee alles begaan
het maakt ons niks uit, waar oew wieg hee gestaan
wie je ook ziet, in de kerk of de kroeg
wij doen hier gewoon, want da’s gek genoeg
We kunnen soms klagen en maauwen
dè zit in ons Wollukse bloéd
er wordt ook gelachen, gewaauweld, gesaauweld
want kwatsen dè kunnen we goéd
We kunnen soms klagen en mauwen
maar ach we bedoelen het goed
het leven is prachtig, we lopen de tachtig
en feesten tot ’s-morgensvroeg
refrein:
Tussen d’n dijk en de duinen
tussen het zand en de klei
daar graasden de koeien en stroomde de Lunt
langs de leerlooierij
de tijd heeft het landschap veranderd
we zijn hier niet stil blijven staan
hier ligt mijn hart, hier ben ik thuis
in Wolluk heb ik goeien aard
Wolluk mijn stad, hier is alles dichtbij
de polders, het water, de bossen, de hei
van aachter nor vurre, de wind in de rug
en over het spoor naar ons moeder terug
Wolluk mijn stad, waar gaade heen
zorgen voor morgen, ’t goai niet alleen
we doen ’t samen, hier is ’t nooit klaar
maar een ding staat vast, zorg voor mekaar
We kunnen soms klagen en maauwen
dè is onze Wollukse blues
er wordt ook gelachen, gewaauweld, gesaauweld
want kwatsen dè kunnen we goéd
We kenne de buurt en de meensche
we delen geluk en verdriet
al gade ooit weg ver van hier naar dun hemel
vergeten dat doen we oe nie!
refrein